Moet luisteren, enkel op zichzelf gericht.

Haat, zin, jaloersheid, achterdocht, woede.

In het verleden leven, nostalgie, spijt.

Gebrek aan enthousiasme, moeite om in actie te komen, pessimisme.

Ongeduldig, snel, prikkelbaar, gespannen, alleen.

Gebrek aan vertrouwen, overtuigd van de mislukking die hij accepteert zonder veel wanhoop.

Trac, elke dag bang voor bekende redenen.

Verdriet zonder duidelijke reden, plotselinge melancholie.

Blijf vechten ondanks alles.

Uitputting, alles vraagt inspanning, volledig uitgeput.

Schuldgevoelens, overdreven scrupules, zich voor alles verantwoordelijk voelen.

"Moederfiguur", buitengewoon bezorgd voor anderen.